ECLI:NL:HR:2011:BU2074
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden inzake bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
In deze zaak gaat het om een herziening van een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 3 januari 2006 een veroordeling heeft uitgesproken tegen de aanvrager voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De aanvrager, geboren in 1944, had eerder een geldboete van € 170,- opgelegd gekregen, subsidiair 3 dagen hechtenis, door de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden op 30 juni 2005. De Hoge Raad verwierp op 12 juni 2007 het cassatieberoep van de aanvrager tegen het arrest van het Hof.
De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering. Volgens artikel 457 Sv kan herziening slechts plaatsvinden op basis van nieuwe feiten die niet eerder aan de orde zijn gekomen en die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze feiten bekend waren geweest, de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest. De aanvrager heeft in zijn verzoek geen nieuwe feiten of bewijsmiddelen aangedragen die aan deze vereisten voldoen.
De Hoge Raad concludeert dat de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk is, omdat deze niet voldoet aan de eisen die in de wet zijn gesteld. De aanvrage bevatte geen feitelijke omstandigheden of bewijsstukken die de herziening konden onderbouwen. De beslissing van de Hoge Raad is op 25 oktober 2011 uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.