ECLI:NL:HR:2011:BU1988
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vergrijpboete en (voorwaardelijk) opzet bij belastingplichtige
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op boetebeschikkingen opgelegd voor het jaar 1999. De Hoge Raad heeft eerder in 2007 en 2009 uitspraken gedaan die de basis vormden voor de verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof. De boetes waren opgelegd na onjuiste aangiften door de belastingplichtige, waarbij het Hof had geoordeeld dat dit te wijten was aan (voorwaardelijk) opzet van de belastingplichtige. Het Gerechtshof te Amsterdam had in 2008 geoordeeld dat de onjuiste aangiften het gevolg waren van dit opzet, en de Hoge Raad had in 2009 de uitspraak van het Gerechtshof vernietigd en de zaak terugverwezen voor een nadere behandeling.
Tijdens de behandeling na verwijzing heeft het Hof de belastingplichtige de gelegenheid gegeven om te reageren op een getuigenverklaring van zijn broer. Het Hof oordeelde echter dat de reactie van de belastingplichtige geen aanleiding gaf om de eerdere beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam te heroverwegen. Het Hof heeft het aanbod van de belastingplichtige om een andere getuige te horen afgewezen en de eerdere overwegingen over (voorwaardelijk) opzet overgenomen.
In cassatie betoogde de belastingplichtige dat het Hof de verwijzingsopdracht te beperkt had opgevat. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof de verwijzingsopdracht correct had geïnterpreteerd en dat er geen ruimte was voor een nieuw onderzoek, aangezien de reactie van de belastingplichtige niet noopte tot heroverweging van de eerdere beslissing. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.