ECLI:NL:HR:2011:BU1368
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis en arrest in strafzaak met betrekking tot diefstal en poging tot afpersing
Op 25 oktober 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Rechtbank te Arnhem en een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvrager, geboren in 1968 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Vught', had eerder een straf opgelegd gekregen voor diefstal en poging tot afpersing. De Rechtbank had de aanvrager een maatregel opgelegd van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. In hoger beroep had het Hof de aanvrager veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering. Volgens artikel 457 Sv kan herziening slechts plaatsvinden op basis van nieuwe feitelijke omstandigheden die niet eerder aan de orde zijn gekomen en die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De Hoge Raad concludeert dat de aanvrage tot herziening niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in de artikelen 459 en 460 Sv, omdat de aangevoerde omstandigheden niet als zodanig kunnen worden aangemerkt.
Daarom heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.