ECLI:NL:HR:2011:BU1279

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02394
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de Flora- en Faunawet en landinrichtingsrecht in een geschil over afpalingsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de toepassing van de Flora- en Faunawet en de Landinrichtingswet, specifiek met betrekking tot afpalingsrecht in het kader van een ruilverkaveling. De zaak begon met een rechtszaak bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, waar vonnissen werden gewezen op 12 mei 2004 en 1 juni 2005. Vervolgens heeft het gerechtshof te Arnhem op 24 maart 2009 en 12 januari 2010 arresten gewezen, waartegen de eiser in cassatie is gegaan. De Staat der Nederlanden heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de partijen hebben hun standpunten toegelicht. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het principaal cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het principale beroep niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering. Aangezien de middelen in het principale beroep falen, werd het voorwaardelijk incidentele beroep niet verder behandeld. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

9 december 2011
Eerste Kamer
10/02394
TT/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
2. DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser], [verweerder 1] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 92922 / HA ZA 04-32 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 mei 2004 en 1 juni 2005;
b. de arresten in de zaak 104.001.297 van het gerechtshof te Arnhem van 24 maart 2009 (tussenarrest) en 12 januari 2010 (eindarrest).
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De Staat heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder 1] en de Staat mede door mr. R.T. Wiegerink, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 4 november 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen in het principale beroep aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de middelen in het principale beroep falen, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 1] en de Staat begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 december 2011.