ECLI:NL:HR:2011:BU1263
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vaststelling van Nederlanderschap op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van de verzoeker, die woonachtig is in Suriname. De verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 21 oktober 2010 was gegeven in de zaak met nummer 300077 / HA RK 07-1298. De Hoge Raad verwijst naar deze beschikking voor het verloop van het geding in feitelijke instantie.
De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.W. de Water, heeft cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. van Asperen, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft in zijn conclusie eveneens geadviseerd om het beroep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoeker verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand blijft. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.