ECLI:NL:HR:2011:BT8772
Hoge Raad
Verzoek tot het horen van getuigen in cassatie en de vereiste gemotiveerde beslissing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte had verzocht om getuigen te horen in verband met de rechtmatigheid van een machtiging tot binnentreden. De verdediging stelde dat de machtiging onterecht was afgegeven, omdat de verdachte niet in de woning van de medeverdachte woonde en de getuigen cruciale informatie konden verschaffen over de start van het onderzoek. Het Gerechtshof had het verzoek tot het horen van de getuigen afgewezen, met de overweging dat de verdachte niet was getroffen door de eventuele niet-naleving van de voorschriften. De Hoge Raad oordeelde dat de rechter op grond van artikel 330 van het Wetboek van Strafvordering verplicht is om een gemotiveerde beslissing te geven op een verzoek tot het horen van getuigen. Aangezien noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, noch het verkorte arrest een dergelijke beslissing bevatte, oordeelde de Hoge Raad dat de klacht van de verdachte slaagde. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.