ECLI:NL:HR:2011:BT8768

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01098
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte wegens het niet indienen van middelen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 26 februari 2010 is gewezen. De verdachte, geboren in 1959, had geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep, omdat hij niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal Silvis had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en het beroep verworpen. Het arrest is gewezen op 20 december 2011 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren M.A. Loth en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

20 december 2011
Strafkamer
nr. 10/01098
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 26 februari 2010, nummer 21/002313-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren M.A. Loth en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 20 december 2011.