ECLI:NL:HR:2011:BT8759
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X te Z, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 juni 2010, betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 1990 tot en met 2000. De belanghebbende had navorderingsaanslagen opgelegd gekregen met een verhoging van honderd procent van de nagevorderde belasting, zonder dat de Inspecteur kwijtschelding verleende. Daarnaast waren er boeten opgelegd en was er heffingsrente in rekening gebracht. De Inspecteur had de navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende.
Het Hof verklaarde de beroepen van belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraken van de Inspecteur en verminderde de navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen, waarbij gedeeltelijke kwijtschelding werd verleend. Belanghebbende stelde beroep in cassatie in tegen deze uitspraak. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, terwijl belanghebbende ook een conclusie van repliek indiende. De Minister van Financiën stelde eveneens beroep in cassatie in, maar trok dit later in.
De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie gegrond was en vernietigde de uitspraak van het Hof voor wat betreft de verhogingen en boeten. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. De Hoge Raad benadrukte dat het verwijzingshof de omstandigheden van het geval moet meewegen bij de beoordeling van de opgelegde boeten en dat eerdere arresten van de Hoge Raad in acht moeten worden genomen.