ECLI:NL:HR:2011:BT8465
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vernietigbaarheid van overeenkomst en rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.J.W. Alt, had beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, die betrekking hadden op de vernietigbaarheid van een overeenkomst. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Arnhem en de arresten van het hof, die aan deze uitspraak zijn gehecht. De verweerders in cassatie, die niet verschenen, zijn aangeduid als [verweerder 1] en [verweerster 2]. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het beroep verworpen, waarbij de eiser in de kosten van het geding in cassatie is veroordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig om nadere motivering te geven, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.