ECLI:NL:HR:2011:BT8449

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03947
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake alimentatie en draagkrachtverweer in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende alimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem, waarin de vrouw, verweerder in cassatie, kinderalimentatie en partneralimentatie was toegewezen. De man en vrouw waren op 26 juli 2002 met elkaar gehuwd en hebben een dochter, geboren op [geboortedatum] 2004. Hun huwelijk is ontbonden op 21 augustus 2009. De rechtbank had in een eerdere beschikking bepaald dat de man geen draagkracht had voor partneralimentatie, maar wel een bijdrage van € 500,-- per maand moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun dochter.

Het hof heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank vernietigd en de man verplicht tot het betalen van € 790,-- per maand aan kinderalimentatie en € 3.368,-- per maand aan partneralimentatie. De man stelde dat het hof had miskend dat hij geen incidentele grief hoefde in te dienen tegen de overweging van de rechtbank over zijn verdiencapaciteit, omdat deze overweging niet leidde tot een nadelig dictum voor hem. De Hoge Raad oordeelde dat het hof inderdaad deze miskenning had, waardoor de beschikking van het hof vernietigd moest worden.

De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing, wat door de Hoge Raad werd gevolgd. De uitspraak benadrukt het belang van de devolutieve werking van hoger beroep en de noodzaak voor partijen om hun verweer adequaat te formuleren in de procedure.

Uitspraak

23 december 2011
Eerste Kamer
10/03947
EE/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J. de Groen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 175308/ES RK 08-646 van de rechtbank Arnhem van 22 juli 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.045.354 van het gerechtshof te Arnhem van 8 juni 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Partijen zijn op 26 juli 2002 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk is op [geboortedatum] 2004 een dochter geboren.
(ii) Het huwelijk is op 21 augustus 2009 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 22 juli 2009 in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.1 In de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van € 500,-- per maand dient te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de dochter. De rechtbank heeft overwogen dat de man geen draagkracht had om partneralimentatie te betalen en heeft in het dictum het alimentatieverzoek van de vrouw afgewezen.
3.2.2 Op het door de vrouw ingestelde hoger beroep heeft het hof de beschikking vernietigd en - voor zover thans van belang - de in hoger beroep verzochte kinderalimentatie van € 790,-- per maand toegewezen.
Het hof heeft voorts bepaald dat de man met ingang van 21 augustus 2009 een bedrag van € 3.368,-- per maand aan partneralimentatie dient te betalen. Het heeft daartoe onder meer het volgende overwogen.
"4.15 De man heeft niet gegriefd tegen de overweging van de rechtbank dat hij, gelet op zijn eerdere functies, werkervaring en zijn zakelijke contacten in staat moet worden geacht een inkomen te verwerven van € 120.000,-- per jaar, zodat het hof dit inkomen, evenals de rechtbank, bij de bepaling van de draagkracht van de man als uitgangspunt neemt."
3.3 Onderdeel 1 klaagt dat het hof heeft miskend dat de man geen reden had om incidenteel hoger beroep in te stellen tegen de door het hof in rov. 4.15 weergegeven overweging van de rechtbank.
De klacht is terecht voorgesteld.
De rechtbank heeft weliswaar overwogen - kort gezegd - dat de man in staat moet worden geacht een inkomen te verwerven van € 120.000,-- per jaar, maar deze overweging heeft niet geleid tot een voor de man nadelig dictum, nu de rechtbank het verzoek van de vrouw om partneralimentatie heeft afgewezen. Het hof heeft miskend dat de man derhalve, teneinde zijn verweer met betrekking tot het in aanmerking te nemen inkomen in hoger beroep opnieuw aan de orde te kunnen stellen, geen incidentele grief behoefde aan te voeren tegen voormelde overweging van de rechtbank.
De beschikking van het hof moet daarom worden vernietigd. Onderdeel 3 behoeft derhalve geen behandeling.
3.4 De in onderdeel 2 aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 8 juni 2010;
verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 23 december 2011.