ECLI:NL:HR:2011:BT7556

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04948
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksgoederenrecht en hoofdelijk medeschuldenaarschap in cassatie

In deze zaak, die op 14 oktober 2011 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw over de gevolgen van een overeenkomst van scheiding en deling in het kader van het huwelijksgoederenrecht. De man, eiser tot cassatie, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, dat op 4 mei 2010 is gewezen. De vrouw, verweerder in cassatie, is niet verschenen in deze procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Zwolle van 7 november 2006 en 2 januari 2007, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De kern van het geschil betreft de vraag of de vrouw, die als hoofdelijk medeschuldenaar is aangemerkt, verhaal kan nemen na voldoening van een aan de man toegedeelde schuld. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de vrouw zijn begroot op nihil.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels, en de uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk met betrekking tot huwelijksgoederenrecht en de positie van hoofdelijk medeschuldenaren.

Uitspraak

14 oktober 2011
Eerste Kamer
10/04948
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 311340 CV 06-1607 van de kantonrechter te Zwolle van 7 november 2006 en 2 januari 2007;
b. het arrest in de zaak 107.001.692/01 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, van 4 mei 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de vrouw is verstek verleend.
De zaak is voor de man toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de man in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de vrouw begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 14 oktober 2011.