ECLI:NL:HR:2011:BT7188

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02492
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad van eerdere beslissing tot ontruiming

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Garretsen, heeft cassatie ingesteld tegen de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een eerdere beslissing die betrekking had op een veroordeling tot ontruiming. De zaak is ontstaan uit een geschil dat zijn oorsprong vond in een vonnis van de kantonrechter te 's-Gravenhage op 20 mei 2009, gevolgd door een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage op 20 juli 2010 en een beslissing van het hof op 15 maart 2011. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken voor het verloop van het geding in feitelijke instanties. De verweerder in cassatie is niet verschenen. De Advocaat-Generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarbij hij zich baseerde op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO). De advocaat van de eiseres heeft op 21 oktober 2011 schriftelijk gereageerd op deze conclusie. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiseres verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing aangegeven dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden, en dat verdere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

9 december 2011
Eerste Kamer
11/02492
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 773357\RL EXPL 08-17454 van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 20 mei 2009;
b. het arrest in de zaak 200.036.529/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 juli 2010 en de beslissing van het hof op de voet van art. 32 Rv. van 15 maart 2011.
Het arrest en voornoemde beslissing van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beslissing van het hof van 15 maart 2011 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de herstelexploten zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiseres] heeft op 21 oktober 2011 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. Schendel en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 december 2011.