ECLI:NL:HR:2011:BT7187
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Beëindiging huur woonruimte en huurbescherming in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beëindiging van huur van woonruimte. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Garretsen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op een vonnis van de kantonrechter en betrof de vraag of de verhuurder zich kon beroepen op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid in het kader van de huurbescherming. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en concludeert dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder op nihil zijn begroot. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.