2.2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer in:
"Feit 2: diefstal in vereniging met braak, Albert Heijn (t.t.g.: 09/930310-09)
13. Op donderdag 16 juli 2009 omstreeks 00.30 uur heeft er een inbraak in de Albert Heijn aan de [a-straat 1] plaatsgevonden. Bij de inbraak werden sloffen sigaretten en mobiele telefoons meegenomen. In het loopproces-verbaal staat opgenomen dat de daders van deze inbraak via het parkeerterrein en parkeerdak van de winkel gevlucht zouden zijn naar de flat in de Hemsterhuisstraat 120-244 in Den Haag.
14. Door de verbalisanten is er in deze flat een onderzoek ingesteld. In twee kliko's in de kelder van de flat worden sloffen sigaretten en mobiele telefoons aangetroffen. Een breekijzer en pakjes shag worden op het platte dak van de kelderboxgang aangetroffen.
15. De goederen in de kliko's zijn vervolgens door de forensische opsporing onderzocht. De heer Olivier, senior deskundige forensische opsporing, heeft op twee stukken plasticfolie vingerafdrukken gevonden welke identiek aan die van cliënt zouden zijn.
16. Uit het dossier valt echter niet af te leiden dat de folie waarop de vingerafdrukken zijn aangetroffen verpakkingsmateriaal van de Albert Heijn is. Op de lijst met onderzochte goederen op pagina 51 van het dossier blijkt dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen verpakkingen nog in plastic en losse folie. De vingerafdrukken zijn op losse stukken folie aangetroffen. Folie dat niet zoals de andere folie of verpakkingen te relateren zijn aan sigaretten of telefoons uit de Albert Heijn (zie p. 52: "stuk plastic folie SVO AABN3794NL en SVO AABN3795NL). Er staat daarmee bepaald niet vast dat de vingerafdrukken op de folie dadersporen zijn, temeer daar blijkbaar een selectie is gemaakt met ander materiaal wat zich in de kliko's bevond (p.49).
17. Als - ondanks dat dit niet uit het dossier af te leiden valt - toch aangenomen zou worden dat het materiaal uit de Albert Heijn zou komen, dan nog kan niet aangenomen worden dat het een daderspoor is. Ook hier wreekt zich het feit dat de stukken folie niet nader omschreven zijn en het dus niet duidelijk is wat er ooit ingezeten zou hebben.
18. Dit laat de mogelijkheid open dat cliënt de folie in handen heeft gehad bij een bezoek aan de sigarettencounter van deze Albert Heijn in zijn buurt. Cliënt heeft bij de politie verklaard dat hij weleens boodschappen of sigaretten bij deze Albert Heijn haalt. Ook in dit geval kan hieruit dus geen daderschap worden afgeleid.
19. Bovendien ligt de locatie Hemsterhuisstraat 120 e.v. op een steenworp afstand (om precies te zijn 270 meter) van cliënts ouderlijk huis. Het is dus bepaald niet ondenkbaar dat een stuk folie waarop zijn vingerafdrukken zouden zitten in een kliko in de buurt aangetroffen worden.
20. Overig onderzoek naar eventuele sporen op bijvoorbeeld het breekijzer of de verbroken rolluiken heeft niet plaatsgevonden. In het dossier zijn de foto's van de camerabeelden van de inbraak opgenomen. De daders op de beelden zijn echter niet te herkennen.
21. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 29 dat er een melder/getuige is geweest die de verbalisanten heeft medegedeeld dat hij de Marokkaanse mannen de kelderboxgang had zien ingaan. Er heeft geen fosloconfrontatie tussen cliënt en deze getuige plaatsgevonden.
22. Gezien het bovenstaande is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat cliënt een betrokkenheid bij de inbraak zou hebben gehad. Cliënt zal daarom ook van dit feit moeten worden vrijgesproken."