ECLI:NL:HR:2011:BT6250

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03076
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2011 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte, die tevens advocaat is, tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak van het hof, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn beroep. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de schriftuur, waarin de middelen van cassatie zijn uiteengezet, niet tijdig is ingediend. Volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient de schriftuur binnen twee maanden na de betekening van de aanzegging te worden ingediend, op straffe van niet-ontvankelijkheid. De aanzegging was op 28 juli 2010 aan de verdachte betekend, maar de schriftuur kwam pas op 8 oktober 2010 bij de Hoge Raad binnen, wat resulteert in een termijnoverschrijding van meer dan twee maanden.

De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van het naleven van de termijnen in het strafproces, en bevestigt dat een overschrijding van deze termijnen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid in het cassatieberoep. De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren W.M.E. Thomassen en W.F. Groos, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

1 november 2011
Strafkamer
nr. 09/03076
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 15 juli 2009, nummer 21/002921-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte die tevens advocaat is. Deze heeft een schrifuur ingediend houdende zijn middelen van cassatie. Vervolgens heeft de verdachte bij de Hoge Raad een schriftelijke toelichting ingezonden.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
1.2. De verdachte heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Blijkens de daarvan opgemaakte akte is de aanzegging als bedoeld in art 435, eerste lid, Sv op 28 juli 2010 (in persoon) aan de verdachte betekend. De schriftuur van de verdachte is op 8 oktober 2010 bij de Hoge Raad ingekomen.
De indiening van de schriftuur heeft dus niet plaatsgevonden binnen de in art. 437, tweede lid, Sv op straffe van niet-ontvankelijkheid voorgeschreven termijn van twee maanden na de betekening van genoemde aanzegging. Dat brengt mee dat de verdachte niet in het cassatieberoep kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 1 november 2011.