ECLI:NL:HR:2011:BT2551
Hoge Raad
Noodweerexces en de beoordeling van feiten en omstandigheden in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was betrokken bij een vechtpartij op 18 maart 2007 in Amersfoort, waarbij hij werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een ander. De verdachte stelde dat hij handelde uit noodweer om zijn broer te beschermen, die op de grond lag en werd aangevallen door meerdere mannen. Het Hof verwierp dit verweer, omdat het van oordeel was dat er op het moment dat de verdachte ingreep geen noodweersituatie meer bestond. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom het beroep op noodweerexces niet werd gehonoreerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de feiten en omstandigheden die aan een beroep op noodweerexces ten grondslag liggen.