ECLI:NL:HR:2011:BT2517
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vervolgingsrecht bij onbekende bestuurder van motorrijtuig onder de Wegenverkeerswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1978, was eigenaar van een motorvoertuig dat op 5 december 2007 een snelheidsovertreding heeft begaan. De bestuurder van het voertuig was onbekend gebleven, wat leidde tot vervolging van de verdachte op basis van artikel 181 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte stelde dat hij niet de bestuurder was en dat zijn vader de auto had geleend. Het Hof oordeelde echter dat de door de verdachte opgegeven identiteitsgegevens van de bestuurder niet betrekking hadden op de werkelijke bestuurder, waardoor de vervolging ontvankelijk was. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat er geen grond was voor verval van het vervolgingsrecht, aangezien de verdachte niet had voldaan aan de voorwaarden van artikel 181, tweede lid aanhef en onder a, (oud) WVW 1994. De Hoge Raad merkte op dat de redelijke termijn van het proces was overschreden, maar verbond hieraan geen rechtsgevolg. Uiteindelijk werd het beroep van de verdachte verworpen.