ECLI:NL:HR:2011:BT2515
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Uitlevering verzocht door de Republiek Kroatië en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank te Leeuwarden. De zaak betreft een uitleveringsverzoek van de Republiek Kroatië voor een opgeëiste persoon, die in Nederland woont. De Rechtbank had het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het uitleveringsverzoek, omdat de Officier van Justitie eerder een identiek verzoek had ingediend dat door de rechtbank was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de Officier van Justitie in strijd had gehandeld met het gesloten systeem van rechtsmiddelen door opnieuw een uitleveringsverzoek in te dienen zonder dat er nieuwe of gewijzigde omstandigheden waren.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de omstandigheid dat een uitlevering eerder ontoelaatbaar was verklaard, niet in de weg staat aan een nieuwe beoordeling van de toelaatbaarheid van de uitlevering. De Hoge Raad concludeerde dat de Rechtbank dit had miskend en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vordering. De zaak werd terugverwezen naar de Hoge Raad, waarbij de opgeëiste persoon werd opgeroepen om te verschijnen voor een zitting op 29 november 2011.
De uitspraak benadrukt het belang van de mogelijkheid voor het Openbaar Ministerie om een nieuw uitleveringsverzoek in te dienen, mits er nieuwe of aanvullende informatie beschikbaar is. Dit arrest heeft implicaties voor de rechtspraktijk rondom uitleveringsprocedures en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in dergelijke zaken.