ECLI:NL:HR:2011:BT2190

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04678 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • M.A. Loth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen tussenbeschikking in strafzaak

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een tussenbeschikking van de Rechtbank te Dordrecht. De klaagster had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, met het verzoek om teruggave van inbeslaggenomen goederen. De Rechtbank heeft echter besloten het onderzoek te heropenen en de zaak voor onbepaalde tijd te schorsen, zonder het beklag af te wijzen of gegrond te verklaren. Dit leidde tot de vraag of de klaagster ontvankelijk was in haar cassatieberoep.

De Hoge Raad oordeelt dat in artikel 552d van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat alleen tegen eindbeschikkingen beroep in cassatie kan worden ingesteld. Aangezien de beschikking van de Rechtbank niet als eindbeschikking kan worden gekwalificeerd, maar als een tussenbeschikking, is er geen mogelijkheid voor de klaagster om in cassatie te gaan. De Hoge Raad verwijst naar eerdere rechtspraak om deze conclusie te onderbouwen.

Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad de klaagster niet-ontvankelijk in het cassatieberoep, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor cassatie tegen een tussenbeschikking. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste kwalificatie van beschikkingen in het strafrecht en de gevolgen daarvan voor de procespositie van de betrokken partijen.

Uitspraak

4 oktober 2011
Strafkamer
nr. 10/04678 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Dordrecht van 11 oktober 2010, nummer RK 10/131, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. M.J. Smit, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. De Rechtbank heeft ten aanzien van een door de klaagster ingediend klaagschrift strekkende tot teruggave van het inbeslaggenomene beslist dat (i) het gesloten onderzoek wordt heropend, (ii) het onderzoek in de zaak voor onbepaalde tijd wordt geschorst en de zaak wordt verwezen naar de Rechter-Commissaris teneinde een nadere selectie te (laten) maken van het inbeslaggenomene, (iii) het onderzoek op een nader te bepalen datum zal worden hervat en voorts de oproeping bevolen van onder meer klaagster en haar raadsman tegen het tijdstip waarop het onderzoek zal worden hervat.
2.2. Ingevolge art. 552d Sv kan tegen een op de voet van art. 552a Sv gegeven beschikking door het Openbaar Ministerie en door de klager beroep in cassatie worden ingesteld.
2.3. In art. 552d Sv is onder "een beschikking ingevolge art. 552a" te verstaan een eindbeschikking, dat wil zeggen een beschikking waarbij een beklag als bedoeld in art. 552a Sv wordt afgewezen of een beschikking waarin dit beklag gegrond verklaard wordt en het gerecht ingevolge het zevende lid van art. 552a Sv de daarmede overeenkomende last geeft.
2.4. In de hiervoor onder 2.1 genoemde beschikking heeft de Rechtbank, anders dan in de schriftuur is betoogd, het - op art. 552a Sv steunende - beklag noch afgewezen noch gegrond verklaard met de daarmede overeenkomende last doch heeft de Rechtbank het onderzoek heropend, zodat deze beschikking te beschouwen is als een tussenbeschikking (vgl. HR 20 januari 1987, LJN AC9669, NJ 1987/892).
2.5. Aangezien noch art. 552d Sv noch enige andere wetsbepaling voorziet in afzonderlijk cassatieberoep tegen een tussenbeschikking als de onderhavige, kan de klaagster in het ingestelde beroep niet worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2011.