2.3. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Op de gronden als in de door hem overgelegde pleitnota vervat, heeft de raadsman bepleit dat verdachte ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging, aangezien er sprake is van vrijwillige terugtred. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte -al dan niet na overleg- impliciet het wilsbesluit heeft genomen om de overval te staken, omdat het om familie van één van de mededaders zou gaan.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de vraag of sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht is - voor zover bij de beoordeling van het verweer van belang - doorslaggevend of het niet-voltooien van de overval afhankelijk is geweest van de wil van de verdachte dan wel door externe factoren is bepaald.
Het hof acht voor de beantwoording van deze vraag met name van belang de verklaringen van getuige [getuige 1] (pag. 347 ev.) en aangeefster [slachtoffer 2] (pag. 432 ev.).
Uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] blijkt dat zij op 15 februari 2009 bij haar vriend [slachtoffer 1] op het adres [a-straat 1] te [plaats 1] was. Omstreeks 22.15 uur worden zij in de woning overvallen door in totaal vier personen. [Slachtoffer 2] wordt vervolgens door één van deze personen bij de schouders gepakt en met kracht op de bank gegooid. Deze persoon met bivakmuts gaat op haar zitten terwijl zij op de bank ligt.
Ondertussen ziet zij een ander persoon bij haar vriend [slachtoffer 1] staan die zij herkent als [betrokkene 1]. Hierop heeft aangeefster hard geroepen: "[betrokkene 1]!" of woorden van gelijke strekking. Zij noemde [betrokkene 1] namelijk altijd [betrokkene 1]. Op dat zelfde moment ziet en voelt [slachtoffer 2] dat de persoon die op haar zat haar een elleboogstoot tegen haar rechteroor geeft. Deze persoon zou daarbij hebben geroepen: "Mond dicht!" of woorden van gelijke strekking. Hierop heeft [slachtoffer 2] nogmaals heel hard geroepen: "[betrokkene 1]!". De persoon die nog steeds op [slachtoffer 2] zat prikt vervolgens met een mes in haar rechterzij en roept daarbij "Genoeg! Mond dicht!". [Slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat [betrokkene 1] hierop reageert met de woorden: "[slachtoffer 2]? Nee! Dat kan niet!". [Slachtoffer 2] zag en hoorde dat [betrokkene 1] hierop naar de persoon liep die op haar zat en aan zijn arm of schouder trok. [Betrokkene 1] riep hierbij: "Maat, maat dit kan niet. Dit is familie. Maat. Dit kan ik niet. Roep ze maar terug" of woorden van gelijke strekking.
Getuige [getuige 1] heeft met betrekking tot de overval in [plaats 1] verklaard dat haar ex-vriend [verdachte] haar heeft verteld dat hij samen met [betrokkene 1] en twee anderen naar binnen is gegaan. Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat verdachte haar heeft verteld dat hij bovenop de vrouw die op de grond lag heeft gezeten. Op enig moment zou deze vrouw de stem van [betrokkene 1] hebben herkend en hebben gevraagd: "[betrokkene 1] ben jij dat?". [Betrokkene 1] zag vervolgens dat de vrouw zijn schoonzus was en toen was de overval voorbij.
[Getuige 1] heeft daarbij over details verklaard die zij enkel van verdachte heeft kunnen vernemen.
Het hof acht - in samenhang met de voorgaande verklaringen - van belang de verklaring van [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 19 april 2010, inhoudende dat [verdachte] degene was die op [slachtoffer 2] ging zitten. [Betrokkene 3] heeft voorts op 19 april 2010 bij de rechter-commissaris verklaard dat [betrokkene 1] en [verdachte] de bewoners hebben overmeesterd en dat één van hen op de vrouw is gaan zitten.
Op grond van bovenstaande verklaringen is het hof van oordeel dat verdachte de persoon is geweest die tijdens de overval op aangeefster [slachtoffer 2] heeft gezeten. Gelet op de inhoud van de verklaring van [slachtoffer 2] heeft [betrokkene 1] de verdachte vervolgens bewogen om de overval te staken omdat [betrokkene 1] was herkend door haar. Verdachte heeft de poging om de overval te plegen derhalve naar het oordeel van het hof uitsluitend gestaakt onder invloed van uitwendige prikkels (te weten het aandringen van [betrokkene 1]) en niet als gevolg van een impliciet wilsbesluit van verdachte. De verklaring van verdachte, dat de overval niet is voltooid tengevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk waren, is naar het oordeel van het hof dan ook niet aannemelijk geworden. Gelet hierop is er geen sprake van een vrijwillige terugtred die leidt tot straffeloosheid zoals bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht."