ECLI:NL:HR:2011:BT1864
Hoge Raad
Kwalificatie van witwassen in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1972, had beroep ingesteld tegen de kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde feit, dat door het Hof was gekwalificeerd als 'medeplegen van witwassen'. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de kwalificatie en de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde feit en de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de kwalificatie verbeterd naar 'witwassen' en de gevangenisstraf verminderd naar veertien maanden en twee weken, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het beroep werd voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling van de middelen vastgesteld dat het eerste middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling aan de orde stelde. Het tweede middel, dat de kwalificatie van het bewezenverklaarde aanvocht, werd door de Hoge Raad gegrond verklaard. Het derde middel, dat betoogde dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, leidde ook tot een gegrondverklaring, wat resulteerde in een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.