ECLI:NL:HR:2011:BT1857
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 31 augustus 2010 is gewezen. De verdachte, geboren in 1983, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Midden Holland' te Haarlem. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de middelen van cassatie niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 RO, aangezien de middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Een van de middelen klaagt over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad oordeelt echter dat, omdat de zaak binnen veertien maanden na het instellen van het cassatieberoep is afgedaan, de overschrijding van de inzendtermijn in voldoende mate wordt gecompenseerd. Hierdoor kan niet worden gesproken van een overschrijding van de redelijke termijn.
De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt het oordeel van het Gerechtshof. Dit arrest is uitgesproken op 8 november 2011 door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.