ECLI:NL:HR:2011:BT1795
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vormverzuim en strafvermindering in een seksuele geweldszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in Turkije in 1976, was beschuldigd van het seksueel geweld tegen een slachtoffer op 4 april 2009. De verdachte had zijn slachtoffer gedwongen tot seksuele handelingen door geweld te gebruiken, waaronder het dichtknijpen van de neus en het met kracht in de stoel duwen van het slachtoffer. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een ernstig vormverzuim, wat zou moeten leiden tot strafvermindering. Dit verweer werd door het Hof verworpen, waarbij het Hof oordeelde dat er geen ernstige schending van de goede procesorde had plaatsgevonden. De verdediging stelde dat de politie te lang had gewacht met de aanhouding van de verdachte, waardoor bewijs verloren kon gaan, zoals camerabeelden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de politie niet doelbewust had gewacht met de aanhouding en dat er geen sprake was van een onredelijke vertraging in het opsporingsonderzoek. De Hoge Raad bevestigde dat het verweer van de verdachte niet kon leiden tot cassatie, omdat het Hof de situatie begrijpelijk had geacht en geen vormverzuim had vastgesteld. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte.