ECLI:NL:HR:2011:BS8872

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02379
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onteigening en schadeloosstelling in de Eendragtspolder

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door [eiser] tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de rechtbank onteigening heeft uitgesproken van bepaalde percelen in de Eendragtspolder. De rechtbank had eerder op 21 januari 2009 de onteigeningen vervroegd uitgesproken en de voorschotten op de schadeloosstelling vastgesteld. In een later vonnis van 31 maart 2010 werd de schadeloosstelling voor [eiser] vastgesteld op € 287.504,--, inclusief een samengestelde rente. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van BBL zijn begroot op € 1.485,34. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie leiden, en verwijst naar eerdere overwegingen in een vergelijkbare zaak met rolnummer 10/02543. De uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 25 november 2011.

Uitspraak

25 november 2011
Eerste Kamer
10/02379
DV/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
zowel voor zichzelf als in de hoedanigheid van benoemde derde,
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaten: mr. C.M.E. Verhaegh en mr. R. van der Zwan,
t e g e n
HET BUREAU BEHEER LANDBOUWGRONDEN,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.P. van den Berg.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en BBL.
1. Het geding in feitelijke instantie
BBL heeft bij exploten van 21 november 2008 [eiser] voor zichzelf onderscheidenlijk in zijn hoedanigheid van benoemde derde gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd ten behoeve van de uitvoering van de bestemmingsplannen "Eendragtspolder" en "Eendragtspolder, herziening ex artikel 30 WRO" vervroegd uit te spreken de onteigening van de in het exploot van dagvaarding nader omschreven percelen (grondplannummers [001 t/m 005]) gelegen in de kadastrale gemeente Zevenhuizen, waarvan [eiser] als eigenaar is aangewezen onderscheidenlijk het in het exploot van dagvaarding nader omschreven perceel (grondplannummer [006]), gelegen in de kadastrale gemeente Zevenhuizen, waarvan de erven van [betrokkene 1] als eigenaar zijn aangewezen, en een rechter-commissaris en deskundigen te benoemen.
Bij vonnissen van 21 januari 2009 heeft de rechtbank onder meer de gevorderde onteigeningen vervroegd uitgesproken, de voorschotten op de schadeloosstelling voor [eiser] vastgesteld op € 184.943,70 onderscheidenlijk € 32.872,50, en drie deskundigen en een rechter-commissaris benoemd.
Bij vonnis van 31 maart 2010 heeft de rechtbank, voor zover in cassatie van belang, de schadeloosstelling voor [eiser] in zijn beide hoedanigheden vastgesteld op € 287.504,--, waarin begrepen het reeds betaalde voorschot van € 242.018,--, alsmede op een samengestelde rente van 3% over € 45.486,-- vanaf 15 mei 2009 tot 31 maart 2010. Dit vonnis is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
[Eiser] heeft tegen het vonnis van de rechtbank van 31 maart 2010 beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
BBL heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van [eiser] hebben bij brief van 22 september 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 Het eerste middel klaagt dat de rechtbank bij het vaststellen van de waarde van de onteigende gronden ervan had moeten uitgaan dat de onteigende gronden samen met gronden in de Zuidplaspolder deel uitmaken van een complex als bedoeld in art. 40d Ow. Het tweede middel betoogt dat de rechtbank de bestemmingsplannen "Eendragtspolder" en "Eendragtspolder, herziening ex artikel 30 WRO" had moeten vereenzelvigen met het plan voor het werk waarvoor onteigend wordt, zodat bij de waardebepaling van de onteigende gronden de daarop volgens die bestemmingsplannen rustende bestemmingen met toepassing van art. 40c, aanhef en onder 3°, Ow. moeten worden weggedacht en betoogt daarnaast dat de rechtbank de hiervoor bedoelde bestemmingen had moeten wegdenken omdat sprake is van een dwangbestemming.
3.2 De klachten zijn in wezen identiek aan de klachten van het eerste en het tweede middel, aangevoerd in de cassatieprocedure met rolnummer 10/02543 ([...] c.s. / BBL) waarin het eveneens gaat over de schadeloosstelling wegens onteigening van in de Eendragtspolder gelegen onroerende zaken. De Hoge Raad heeft heden uitspraak gedaan in die zaak en daarbij het cassatieberoep verworpen.
3.3 Ook in de onderhavige zaak leiden de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie. De Hoge Raad verwijst voor de gronden van dit oordeel naar hetgeen hij onder 3.3-3.7.4 en 3.12 heeft overwogen in zijn aan dit arrest gehechte arrest van heden in de zaak met rolnummer 10/02543.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van BBL begroot op € 385,34 aan verschotten en € 1.100,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 25 november 2011.