ECLI:NL:HR:2011:BS8796

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03964
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen kantonrechtersvonnis inzake onrechtmatige daad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de kantonrechter te Rotterdam. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Römelingh, had beroep in cassatie ingesteld tegen het verstekvonnis van de kantonrechter, dat op 21 augustus 2009 was gewezen, en het verzetvonnis van 16 juli 2010. De verweersters, beiden wonende te [woonplaats], zijn niet verschenen in de procedure. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en concludeert dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in lijn met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweersters op nihil zijn begroot. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

18 november 2011
Eerste Kamer
nr. 10/03964
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. W. Römelingh,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. [Verweerder 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser], [verweerster 1] en [verweerder 2].
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het verstekvonnis in de zaak 1013162\CV EXPL 09-32935 van 21 augustus 2009 en het verzetvonnis in de zaak 1037423\CV EXPL 09-46331 van 16 juli 2010, beide van de kantonrechter te Rotterdam.
Het vonnis van 16 juli 2010 van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstvermeld vonnis van de kantonrechter heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster 1] en [verweerder 2] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van artikel 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster 1] en [verweerder 2] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 18 november 2011.