ECLI:NL:HR:2011:BS8796
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen kantonrechtersvonnis inzake onrechtmatige daad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de kantonrechter te Rotterdam. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Römelingh, had beroep in cassatie ingesteld tegen het verstekvonnis van de kantonrechter, dat op 21 augustus 2009 was gewezen, en het verzetvonnis van 16 juli 2010. De verweersters, beiden wonende te [woonplaats], zijn niet verschenen in de procedure. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en concludeert dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in lijn met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweersters op nihil zijn begroot. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.