3.2. Het Hof heeft ten aanzien van de strafoplegging, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
"De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder l,2 en 4 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van l8 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan l0 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 4 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van l5 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de voorbereiding van transacties met betrekking tot vals geld door geld ter aankoop van vals geld en monsters van vals geld voorhanden te hebben. Uit het dossier komt naar voren dat de beoogde transacties omvangrijk waren en dat er internationale contacten waren. De verdachte had voorts ten tijde van zijn aanhouding verschillende coupures aan vals geld voorhanden Het in omloop brengen van vals geld brengt in het algemeen het vertrouwen in papiergeld en het monetaire verkeer grote schade toe en dupeert bovendien de latere onwetende bonafide ontvanger in ernstige mate. Daarnaast ondervindt het handelsverkeer als geheel door het in omloop brengen van valse bankbiljetten hinder en schade.
Tevens heeft de verdachte lange tijd een bankwisselbrief voorhanden gehad, waarvan hij wist dat deze gestolen was. Hierdoor heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor van misdrijf afkomstige voorwerpen.
Voorts is rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 januari 2010 eerder wegens verduistering en wegens het voorhanden hebben van een vals geschrift is veroordeeld.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf als door de rechtbank opgelegd in beginsel passend en geboden. Het hof houdt bij de strafoplegging ten gunste van de verdachte rekening met het feit dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM voor de behandeling van zijn zaak in hoger beroep ruimschoots is overschreden.
Sedert het instellen van het hoger beroep op 8 juni 2006 is immers ruim 3,5 jaar verstreken, terwijl voorts in het onderhavige geval te meer aannemelijk is geworden dat de verdachte - die zich zeer intensief met de onderhavige strafzaak heeft bezig gehouden - die periode onder de vervolging heeft geleden. Om die reden zal worden volstaan met oplegging van een straf als door de advocaat-generaal gevorderd en zal de proeftijd worden beperkt tot zes maanden."