ECLI:NL:HR:2011:BS1715
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1929, die in hoger beroep was veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat het eerste middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Het tweede middel, dat betrekking heeft op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, is echter gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden, wat heeft geleid tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf moest worden verminderd.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De straf is verminderd tot zeven maanden en drie weken, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, en de uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.