ECLI:NL:HR:2011:BR5457

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02737
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kwalificatie van een overeenkomst als bruikleenovereenkomst en rechtsgevolgen van onbevoegd verrichte rechtshandelingen door de overheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Stichting Hell's Angels Amsterdam en de Gemeente Amsterdam. De Stichting had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 23 maart 2010 was gewezen. De zaak betreft de kwalificatie van een overeenkomst als (stilzwijgende) bruikleenovereenkomst en de rechtsgevolgen van onbevoegd verrichte rechtshandelingen door de overheid. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof, die aan deze uitspraak zijn gehecht. De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de advocaat van de Stichting heeft op de conclusie van de Advocaat-Generaal gereageerd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de Stichting in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

7 oktober 2011
Eerste Kamer
10/02737
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
STICHTING HELL'S ANGELS AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
DE GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelende te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Stichting en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 377360/HA ZA 07-2303 van de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2007 en 25 juni 2008;
b. het arrest in de zaak 200.020.393/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 23 maart 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de Stichting beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor de Stichting toegelicht door haar advocaat en voor de Gemeente door mr. F.E. Vermeulen en mr. B.F. Assink, beiden advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping.
De advocaat van de Stichting bij brief van 23 augustus 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel, C.A. Streefkerk en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken de raadsheer E.J. Numann op 7 oktober 2011.