ECLI:NL:HR:2011:BR5060
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid van ontslag op staande voet wegens weigering redelijke opdracht tot detachering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. De eiser, vertegenwoordigd door mr. K.T.B. Salomons, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 13 oktober 2009 was gewezen. De zaak betrof een werknemer die hardnekkig had geweigerd te voldoen aan een door de werkgever verstrekte redelijke opdracht tot het verrichten van werkzaamheden in detachering, zoals bedoeld in artikel 7:678 lid 2 sub j van het Burgerlijk Wetboek.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de klachten die in de cassatieprocedure naar voren zijn gebracht, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarbij verwezen naar artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, waaruit volgt dat geen nadere motivering behoeft te worden gegeven, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer W.A.M. van Schendel, die tevens deel uitmaakte van de vijfkoppige kamer die de uitspraak heeft gedaan.