ECLI:NL:HR:2011:BR5060

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00363
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van ontslag op staande voet wegens weigering redelijke opdracht tot detachering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. De eiser, vertegenwoordigd door mr. K.T.B. Salomons, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 13 oktober 2009 was gewezen. De zaak betrof een werknemer die hardnekkig had geweigerd te voldoen aan een door de werkgever verstrekte redelijke opdracht tot het verrichten van werkzaamheden in detachering, zoals bedoeld in artikel 7:678 lid 2 sub j van het Burgerlijk Wetboek.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de klachten die in de cassatieprocedure naar voren zijn gebracht, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarbij verwezen naar artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, waaruit volgt dat geen nadere motivering behoeft te worden gegeven, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer W.A.M. van Schendel, die tevens deel uitmaakte van de vijfkoppige kamer die de uitspraak heeft gedaan.

Uitspraak

30 september 2011
Eerste Kamer
10/00363
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K.T.B. Salomons,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 238318/CV EXPL 07-2195 van de kantonrechter te Alkmaar van 1 augustus 2007 en 3 oktober 2007;
b. het arrest in de zaak 200.001.042/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 13 oktober 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat en voor [verweerster] door mr. S.F. Sagel, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren E.J. Numann, als voorzitter, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 30 september 2011.