ECLI:NL:HR:2011:BR3045
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Salduz-verweer en rechtsbijstand in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1968 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd, was in hoger beroep veroordeeld voor het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 36,7 kilogram cocaïne. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat zijn verklaringen aan de politie uitgesloten moesten worden van het bewijs, omdat hij niet in de gelegenheid was gesteld om voorafgaand aan zijn verhoor een advocaat te raadplegen, in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest ten aanzien van de tenlastelegging en de strafoplegging, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte wel degelijk op zijn recht op rechtsbijstand is gewezen en dat hij daarvan geen gebruik heeft willen maken. De Hoge Raad oordeelt dat de uitleg van het Hof niet begrijpelijk is, gezien de omstandigheden waaronder de verdachte is verhoord. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het bevestigt dat een verdachte recht heeft op rechtsbijstand voorafgaand aan verhoor, en dat het niet bieden van deze gelegenheid kan leiden tot bewijsuitsluiting. De Hoge Raad benadrukt het belang van een eerlijk proces en de bescherming van de rechten van verdachten in het strafrecht.