ECLI:NL:HR:2011:BR3041

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05021 Bdw
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen tenuitvoerlegging van een dwangbevel in het strafrecht

In deze zaak gaat het om een verzet dat is ingesteld door een veroordeelde tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel. Het dwangbevel was uitgevaardigd wegens het niet betalen van een opgelegde boete. De Kantonrechter had eerder, op 23 juli 2010, het verzet van de veroordeelde niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen sprake was van enige vorm van tenuitvoerlegging van het dwangbevel. Hierop is geen rechtsmiddel ingesteld. Op 16 november 2010 werd er echter beslag gelegd op roerende zaken op het woonadres van de veroordeelde, waarna er een schrijven bij de Rechtbank is ingekomen dat als een verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kon worden opgevat. Dit bezwaarschrift kreeg echter geen gevolg, vermoedelijk door een verkeerde lezing van de inhoud. De Hoge Raad ontving op 18 november 2010 een brief waarin cassatie werd ingesteld tegen de weigering van de Kantonrechter om het verzet aan te nemen. De veroordeelde stelde dat het Kantongerecht het verzet in behandeling had moeten nemen en dat hij onterecht was geïnformeerd dat verzet niet meer mogelijk was.

De Hoge Raad oordeelt dat de brief van de veroordeelde moet worden opgevat als een verzoek om verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel. Aangezien er ten onrechte geen gevolg is gegeven aan het eerder ingediende bezwaarschrift, moet het verzet alsnog door de Rechtbank Amsterdam worden behandeld en afgedaan, tenzij het bezwaarschrift vóór die behandeling wordt ingetrokken. De Hoge Raad besluit dat de stukken van het geding moeten worden gezonden naar de Griffier van de Rechtbank te Amsterdam voor verdere behandeling.

Uitspraak

20 december 2011
Strafkamer
nr. 10/05021 Bdw
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam, sector Kanton, locatie Amsterdam, van 23 juli 2010, Strabisnummer 402359539, op een bezwaarschrift als bedoeld in art. 575 Sv, ingediend door:
[Veroordeelde], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de veroordeelde. Namens deze heeft mr. J. Groen, advocaat te Wassenaar, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad zal bepalen dat de stukken van het geding zullen worden gezonden naar de griffier van de Rechtbank te Amsterdam, opdat de raadkamer van die Rechtbank het verzet met inachtneming van de beschikking van de Hoge Raad zal behandelen en afdoen.
2. Ambtshalve beoordeling van het ingestelde beroep
2.1. Voor de gang van zaken wordt verwezen naar de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4-8. Daaruit blijkt, verkort weergegeven, het volgende. Een door de veroordeelde gedaan verzet tegen het door het Openbaar Ministerie uitgevaardigde dwangbevel wegens het niet betalen van de aan de veroordeelde opgelegde boete, is door de Kantonrechter bij beschikking van 23 juli 2010 niet-ontvankelijk verklaard omdat van enige vorm van tenuitvoerlegging van het dwangbevel niet was gebleken. Daartegen is geen rechtsmiddel ingesteld. Nadat op 16 november 2010 uit hoofde van het dwangbevel beslag was gelegd op roerende zaken op het woonadres van de veroordeelde, is op die datum bij de Rechtbank, sector kanton, een schrijven ingekomen dat niet anders kan worden verstaan dan als een door de veroordeelde op de voet van art. 575, derde lid, Sv gedaan verzet tegen de inmiddels plaatsgevonden hebbende tenuitvoerlegging van het dwangbevel. Aan dat bezwaarschrift houdende verzet is geen gevolg gegeven, kennelijk omdat als gevolg van een verkeerde lezing het bezwaarschrift is opgevat als gericht tegen de beschikking van 23 juli 2010. Bij op 18 november 2010 bij de Hoge Raad ingekomen schrijven wordt cassatie ingesteld "tegen de weigering kanton op 16 november 2010 het verzet aan te nemen" en wordt uiteengezet dat het Kantongerecht het (nieuwe) verzet in behandeling had moeten nemen en dat de veroordeelde door het Kantongerecht is medegedeeld dat verzet niet meer mogelijk was en cassatie moest worden ingesteld tegen de beschikking van de Kantonrechter van 23 juli 2010.
2.2. De Hoge Raad vindt in de hiervoor weergegeven gang van zaken aanleiding het schrijven van de veroordeelde van 18 november 2010 aldus te verstaan dat de veroordeelde te kennen geeft verzet te willen doen tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel. In aanmerking genomen dat ten onrechte geen gevolg is gegeven aan het op 16 november 2010 bij de Griffie van de Rechtbank, sector kanton, ingekomen bezwaarschrift houdende verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel, dient het verzet alsnog door de Rechtbank te Amsterdam te worden behandeld en afgedaan, tenzij het bezwaarschrift vóór die behandeling zal worden ingetrokken.
2.3. Daarom moeten de stukken van het geding voor behandeling en afdoening als voormeld worden gezonden aan de Griffier van de Rechtbank te Amsterdam.
3. Beslissing
De Hoge Raad verstaat dat de veroordeelde tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel verzet heeft gedaan en bepaalt dat de stukken van het geding voor behandeling en afdoening van het verzet zullen worden gezonden aan de Griffier van de Rechtbank te Amsterdam.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheer W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2011.