2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering, met weglating van de voetnoten waarop deze steunt:
"Door het hof vastgestelde feiten
Het hof stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen, waarnaar in de in deze kolom opgenomen noten wordt verwezen, het volgende vast.
Op 12 november 2008, omstreeks 18.54 uur, kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding dat een verkeersongeval met letsel had plaatsgevonden op de Hart van Brabantlaan te Tilburg. Ter plaatse troffen zij een vrouw, naar later bleek het slachtoffer [slachtoffer], aan, liggend midden op de rijbaan van de Hart van Brabantlaan. Zij lag ongeveer vier meter voor een ter plaatse stilstaande personenauto, naar later bleek de auto van de verdachte. De verdachte gaf verbalisant [verbalisant 1] te kennen dat hij de bestuurder was geweest van het voertuig en dat hij zojuist een aanrijding had gehad.
De Hart van Brabantlaan is een weg met twee rijbanen verdeeld in elk twee rijstroken. Verdachte kwam vanaf de richting Ringbaan West en reed in de richting van de Spoorlaan. Hij reed op het moment van het ongeval op de linkerrijstrook. Ter hoogte van pandnummer 127 stak [slachtoffer] voornoemd te voet en met een winkelwagentje aan haar handen over, voor verdachte van rechts naar links. Aldaar ontstond de botsing met de personenauto van verdachte, waarbij [slachtoffer] over de motorkap tegen de voorruit aanviel en vervolgens op het wegdek terecht kwam.
Toen de verdachte verbalisant [verbalisant 1] aansprak, rook deze dat de adem van de verdachte riekte naar alcohol. Nadat een voorlopige ademtest een indicatie van het alcoholgehalte boven de wettelijk vastgestelde grens had aangegeven, werd de verdachte aangehouden ter zake van vermoedelijke overtreding van artikel 6 en 8 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994.
Bij de daarop volgende ademanalyse bleek het alcoholgehalte van de adem van verdachte 605 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht te zijn.
Betrokkene [slachtoffer] heeft bij het ongeval een open, gecompliceerde onderbeenbreuk met grote lapwond opgelopen.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, omdat - zakelijk weergegeven - niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij schuld heeft aan het ontstaan van het onderhavige ongeval.