ECLI:NL:HR:2011:BR2348
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanwijzing van een raadsheer-commissaris in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1976 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Noord-Holland Noord', had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. E. Maessen, stelde dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig was omdat de verdediging niet had ingestemd met de aanwijzing van een raadsheer-commissaris, hoewel zij wel had ingestemd met het verhoor van de getuige door deze raadsheer-commissaris.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de verdachte had ingestemd met de aanwijzing van een van de raadsheren als raadsheer-commissaris. Dit oordeel was niet in strijd met de wet, en de gang van zaken ter terechtzitting was niet onbegrijpelijk. De relevante wetsartikelen, waaronder artikel 316 en 420 van het Wetboek van Strafvordering, werden in de beoordeling betrokken. De Hoge Raad concludeerde dat het middel faalde en dat er geen reden was voor cassatie.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de beslissing van het Gerechtshof en verwerpt het beroep van de verdachte. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het verduidelijkt onder welke omstandigheden een raadsheer-commissaris kan worden aangewezen en hoe de instemming van de verdediging moet worden geïnterpreteerd.