ECLI:NL:HR:2011:BR2104
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de herkomst van aangetroffen geld en de bewijsvoering in witwaszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het verhullen van de werkelijke herkomst van een geldbedrag van ongeveer € 2.820,-, dat op 10 april 2008 was aangetroffen tijdens een doorzoeking van zijn woning. De verdachte had geen aannemelijke verklaring voor de herkomst van het geld en ontving sinds 2006 een uitkering op basis van de Wet Werk en Bijstand. Het Hof had geoordeeld dat het niet anders kon zijn dan dat het aangetroffen geld van enig misdrijf afkomstig was en dat de verdachte hiervan wetenschap had. De Hoge Raad oordeelde echter dat dit oordeel niet zonder meer begrijpelijk was, gezien de omstandigheden die door het Hof in aanmerking waren genomen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.