ECLI:NL:HR:2011:BR2095

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04455
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing getuigenverzoek in cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de afwijzing van een verzoek tot hernieuwde oproeping van niet verschenen getuigen centraal staat. De Hoge Raad heeft op 27 september 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 10/04455. De verdachte, geboren in 1979 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Flevoland', had via zijn advocaat, mr. M.L.M. van der Voet, middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam voor hernieuwde behandeling.

De zaak betreft een hoger beroep dat voortvloeit uit een eerdere uitspraak van het Gerechtshof, waarin het hof had besloten om niet over te gaan tot hernieuwde oproeping van de getuigen, ondanks dat deze getuigen behoorlijk waren opgeroepen maar niet verschenen. Het hof oordeelde dat het onaannemelijk was dat deze getuigen binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zouden verschijnen. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze afwijzing onbegrijpelijk was, aangezien de enkele omstandigheid dat getuigen niet verschenen onvoldoende grond vormt om te concluderen dat zij niet binnen een aanvaardbare termijn zouden kunnen verschijnen.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden behandeld. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging bij het afwijzen van getuigenverzoeken en de noodzaak van een deugdelijke motivering door de lagere rechters.

Uitspraak

27 september 2011
Strafkamer
nr. S 10/04455
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 september 2010, nummer 23/005894-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Flevoland, locatie Lelystad" te Lelystad.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans onbegrijpelijk gemotiveerd heeft afgezien van de hernieuwde oproeping van de niet ter terechtzitting in hoger beroep van 3 september 2010 verschenen getuigen.
2.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 15 juni 2010 houdt het volgende in:
"De voorzitter verzoekt de raadsvrouw desgewenst de onderzoekswensen van de verdediging nader toe te lichten. De raadsvrouw doet dit aan de hand van de appelschriftuur en legt aan het gerechtshof een kopie van haar brief d.d. 1 maart 2010 aan de advocaat-generaal over.(...)
De advocaat-generaal verwijst naar zijn brief d.d. 10 juni 2010 aan de raadsvrouw, waarin zijn reactie op de onderzoekswensen van de verdediging is weergegeven. Hij merkt daarbij op dat hij thans geen bezwaar heeft tegen het horen van aangever [getuige 1] en zijn vriendin [getuige 2].
Na beraad in raadkamer deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede:
- dat het verzoek tot het horen van aangever [getuige 1] en zijn vriendin [getuige 2] (...) als getuige wordt toegewezen;
(...)
- dat het onderzoek wordt geschorst tot de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van 3 september 2010 te 14:00 uur;
- met aanzegging van de verdachte en diens raadsvrouw om tegen dat tijdstip zonder nadere oproeping weer aanwezig te zijn;
- met bevel aan de advocaat-generaal tot oproeping van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] (...) tegen het tijdstip van de terechtzitting van 3 september 2010."
2.2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 september 2010 houdt het volgende in:
"De getuigen [getuige 1] (hierna [getuige 1]) en [getuige 2] (hierna [getuige 2]) zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.
(...)
De raadsvrouw persisteert bij haar verzoek om [getuige 1] en [getuige 2] als getuige te horen.
Na beraad in raadkamer deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het hof afziet van de hernieuwde oproeping van de niet verschenen getuigen [getuige 1] en [getuige 2], omdat het van oordeel is dat het onaannemelijk is dat deze getuigen binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zullen verschijnen."
2.3. 's Hofs afwijzing van het verzoek tot een hernieuwde oproeping van de niet verschenen getuigen op de grond dat "het onaannemelijk is dat deze getuigen binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zullen verschijnen", is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Blijkens hetgeen hiervoor uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2010 is weergegeven zijn de desbetreffende getuigen, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op die terechtzitting verschenen. Die enkele omstandigheid vormt, anders dan het Hof kennelijk heeft aangenomen, onvoldoende grond voor het oordeel dat het onaannemelijk is dat die getuigen binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zullen verschijnen.
2.4. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 27 september 2011.