ECLI:NL:HR:2011:BR2051
Hoge Raad
- Cassatie
- B.C. de Savornin Lohman
- J.P. Balkema
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 8 juni 2010 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1960, heeft het beroep ingesteld via zijn raadsman, mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de ingediende middelen van cassatie.
De Hoge Raad stelt vast dat voor een middel van cassatie alleen klachten in aanmerking komen die voldoen aan de wettelijke vereisten. Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een stellige en duidelijke klacht over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. Het derde middel dat door de verdediging is aangedragen, voldoet niet aan deze vereisten en blijft daarom onbesproken.
De overige middelen van cassatie kunnen evenmin leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt daarmee de uitspraak van het Gerechtshof. Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, samen met de raadsheren J.P. Balkema en C.H.W.M. Sterk, en is uitgesproken op 27 september 2011.