ECLI:NL:HR:2011:BR1125

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04811
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake mishandeling met verzuim van beslissing op verweer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969 en wonende te [woonplaats], was in hoger beroep veroordeeld voor mishandeling van [betrokkene 1] op 3 mei 2007 te Zaandam. De verdachte had aangevoerd dat hij uit zelfverdediging had gehandeld, omdat [betrokkene 1] hem eerst had geslagen. De raadsman van de verdachte had tijdens de terechtzittingen in hoger beroep betoogd dat het gedrag van [betrokkene 1] de situatie had doen escaleren en dat er sprake was van noodweer.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had verzuimd om een met redenen omklede beslissing te geven op het verweer van de verdachte. Dit verzuim was van zodanige aard dat het Hof op straffe van nietigheid een beslissing had moeten geven. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling in het bestaande hoger beroep. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat deze geen bespreking behoefden.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van beslissingen door lagere rechters, vooral wanneer er verweer wordt gevoerd dat van invloed kan zijn op de uitkomst van de zaak. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke reminder voor de rechtspraktijk over de noodzaak van een deugdelijke procesvoering en het waarborgen van de rechten van de verdediging.

Uitspraak

13 september 2011
Strafkamer
nr. 09/04811
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 november 2009, nummer 23/004906-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft gezien art. 81 RO geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een namens de verdachte gevoerd verweer ter zake van het onder 4 tenlastegelegde.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:
"hij op 3 mei 2007 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk mishandelend [betrokkene 1] meermalen met zijn vuist met kracht in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden."
3.2.2. Blijkens de processen-verbaal van de terechtzittingen in hoger beroep is aldaar het volgende aangevoerd:
- door de verdachte ter terechtzitting van 17 juli 2009:
"Ik weet dat [betrokkene 1] aangifte heeft gedaan van mishandeling. Zijn verklaring komt er - zakelijk weergegeven - op neer dat ik hem zomaar met mijn vuist heb geslagen. Die verklaring is onjuist. Ik heb uit zelfbescherming gehandeld. Hij had het initiatief. Hij sloeg mij op mijn achterhoofd. Ik heb derhalve ook aangifte van mishandeling gedaan. Ik kon op dat moment geen kant meer op. Ik stond klem tegen mijn auto. Pas nadat hij mij heeft geslagen en ik geen ander mogelijkheid meer zag, heb ik hem geslagen: uit zelfbescherming dus."
- door de raadsman van de verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2009:
"Ten aanzien van feit 4 heeft cliënt verklaard dat [betrokkene 1] is begonnen. Het was het gedrag van [betrokkene 1] dat de situatie heeft doen escaleren. De vraag is of het noodweer was of niet."
3.3. Aldus is een verweer gevoerd waaromtrent het Hof op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een met redenen omklede beslissing had moeten geven. Aangezien zodanige beslissing in de bestreden uitspraak niet voorkomt, is het middel gegrond.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 13 september 2011.