ECLI:NL:HR:2011:BR0573
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Onjuiste rechtsopvatting van de Rechtbank inzake de bescherming onder het Vluchtelingenverdrag en voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem. De zaak betreft een verdachte die asiel heeft aangevraagd en de vraag of hij recht heeft op bescherming onder artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag. De Rechtbank had in haar beschikking geoordeeld dat de verdachte geen beroep op deze bescherming toekwam, omdat de beslissing van de vreemdelingenrechter over het asielverzoek nog niet was genomen. De Hoge Raad oordeelt echter dat de Rechtbank een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd door de beoordeling van de toepasselijkheid van artikel 31 afhankelijk te stellen van een toekomstige beslissing van de vreemdelingenrechter. De Hoge Raad benadrukt dat de Rechtbank zelfstandig had moeten oordelen over de toepasselijkheid van artikel 31, ongeacht de status van het asielverzoek.
De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De uitspraak van de Hoge Raad onderstreept het belang van een onafhankelijke beoordeling van de situatie van de verdachte, vooral in het licht van de bescherming die het Vluchtelingenverdrag biedt. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak benadrukt om de rechten van asielzoekers adequaat te waarborgen, ook in het kader van voorlopige hechtenis.
De zaak is van belang voor de toepassing van artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat voorlopige hechtenis achterwege moet blijven als er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zal krijgen. De Hoge Raad stelt dat de Rechtbank niet had mogen aannemen dat de politierechter de verdachte zonder meer een onvoorwaardelijke straf zou opleggen, zonder de relevante omstandigheden in overweging te nemen.