ECLI:NL:HR:2011:BR0529
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van vonnis door verzuim in bewijsmiddelen in Antilliaanse strafzaak
In deze zaak, die voor de Hoge Raad der Nederlanden is gebracht, betreft het een beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, gedateerd 8 april 2010. De verdachte, geboren in 1962, had beroep ingesteld tegen het vonnis waarin het Hof verzuimd had de inhoud van de bewijsmiddelen op te nemen, zoals vereist door artikel 402, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering voor de Nederlandse Antillen (SvNA). Dit verzuim leidt volgens artikel 402, zevende lid, SvNA tot nietigheid van het vonnis. De advocaat van de verdachte, mr. C. Wendenburg, had een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest was gehecht.
De Advocaat-Generaal Vegter had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zodat de zaak opnieuw op het bestaande hoger beroep kan worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof in zijn vonnis niet de inhoud van de bewijsmiddelen had opgenomen, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. Dit gebrek is van zodanige aard dat het vonnis niet in stand kan blijven.
Op 12 juli 2011 heeft de Hoge Raad dan ook het bestreden vonnis vernietigd en de zaak verwezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor herbehandeling. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.