ECLI:NL:HR:2011:BR0413
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en privatisering van ZBO met gevolgen voor huurovereenkomst en faillissement
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over een huurovereenkomst. De eiseres, een privaatrechtelijke rechtspersoon, had een huurovereenkomst van tien jaar afgesloten met een ZBO (zelfstandig bestuursorgaan). Na de privatisering van deze ZBO ging het vermogen over naar een N.V. die kort daarna failliet ging. De curator van de failliete N.V. heeft de huurovereenkomst opgezegd, wat leidde tot nadeel voor de verhuurder. De verhuurder stelde dat deze opzegging in strijd was met de rechten die zijn beschermd onder artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage en een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De eiseres heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, terwijl de Staat der Nederlanden voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht door hun advocaten, waarbij de Staat ook werd bijgestaan door een advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal, J.L.R.A. Huydecoper, was dat het principale cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering. Aangezien het principale beroep faalde, kwam het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad heeft de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.