ECLI:NL:HR:2011:BR0412
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Verzet van ouder tegen ontheffing van gezag over minderjarige
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder van een minderjarige. De moeder, die woonachtig is te [woonplaats], verzocht om cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Deze beschikking betrof de ondertoezichtstelling van haar kind en de ontheffing van het gezag over het kind. De Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te 's-Gravenhage, was verweerder in deze procedure, maar verscheen niet ter zitting. De moeder had eerder beroep ingesteld tegen de beschikking van het hof, die op 12 januari 2011 was gegeven. De Hoge Raad verwees naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, die aan de zaak ten grondslag lagen.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatieprocedure door de moeder naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad stelde vast dat de aangevoerde middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was dat het beroep moest worden verworpen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, en deze beschikking werd openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid in familierechtelijke zaken, vooral in situaties waarin het gezag over minderjarigen ter discussie staat.