ECLI:NL:HR:2011:BR0412

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01451
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet van ouder tegen ontheffing van gezag over minderjarige

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder van een minderjarige. De moeder, die woonachtig is te [woonplaats], verzocht om cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Deze beschikking betrof de ondertoezichtstelling van haar kind en de ontheffing van het gezag over het kind. De Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te 's-Gravenhage, was verweerder in deze procedure, maar verscheen niet ter zitting. De moeder had eerder beroep ingesteld tegen de beschikking van het hof, die op 12 januari 2011 was gegeven. De Hoge Raad verwees naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, die aan de zaak ten grondslag lagen.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatieprocedure door de moeder naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad stelde vast dat de aangevoerde middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was dat het beroep moest worden verworpen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, en deze beschikking werd openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid in familierechtelijke zaken, vooral in situaties waarin het gezag over minderjarigen ter discussie staat.

Uitspraak

16 september 2011
Eerste Kamer
11/01451
EV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H. Keereweer,
t e g e n
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING 'S-GRAVENHAGE,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de Raad.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaken 361664, 367762 en 368703 van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 augustus 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.076.251/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 januari 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 16 september 2011.