ECLI:NL:HR:2011:BR0305
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad
In deze zaak gaat het om een herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad, uitgesproken op 2 november 2007. De aanvrager, geboren in 1968 en wonende te [woonplaats], was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met een proeftijd van twee jaren, wegens het doen van aangifte van een strafbaar feit waarvan hij wist dat het niet gepleegd was. De Hoge Raad heeft op 5 juli 2011 de aanvrage tot herziening beoordeeld.
De Hoge Raad stelt vast dat de aanvrage tot herziening niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit artikel vereist dat er nieuwe feiten of omstandigheden worden aangedragen die niet tijdens het oorspronkelijke proces aan de orde zijn gekomen en die een ernstig vermoeden wekken dat, indien deze feiten bekend waren geweest, de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest. De aanvrager heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die aan deze vereisten voldoen.
De Hoge Raad concludeert dat de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk is, omdat deze niet voldoet aan de eisen van artikel 459 en 460 Sv. De beslissing van de Hoge Raad is genomen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken op 5 juli 2011.