ECLI:NL:HR:2011:BR0300
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2011 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1968 en wonende te [woonplaats], was eerder door het Hof veroordeeld voor de overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Het Hof had de aanvrager een taakstraf van zestig uren opgelegd, met de mogelijkheid van dertig dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde ontzegging van drie maanden.
De aanvrage tot herziening werd ingediend op basis van nieuwe feiten die volgens de aanvrager niet bekend waren tijdens het oorspronkelijke proces. De Hoge Raad heeft echter vastgesteld dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de artikelen 457, 459 en 460 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden niet konden worden aangemerkt als een geldig beroep op herziening, omdat deze niet de nodige bewijsstukken bevatten die de grondslag voor herziening zouden kunnen ondersteunen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de eerdere veroordeling van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.