ECLI:NL:HR:2011:BR0198
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van het Gerechtshof te Arnhem inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2011 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvrager, geboren in 1968 en wonende te [woonplaats], had eerder een veroordeling gekregen voor een overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994. Het Gerechtshof had de aanvrager veroordeeld tot een geldboete van € 450,-, subsidiair 9 dagen hechtenis, en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De aanvrage tot herziening was gebaseerd op gronden die eerder door de Hoge Raad waren beoordeeld in eerdere herzieningsaanvragen. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet kon worden ontvangen, omdat deze berustte op dezelfde gronden als eerder aan de Hoge Raad voorgelegd. De Hoge Raad benadrukte dat voor een herziening nieuwe feiten of omstandigheden moeten worden aangevoerd die niet eerder zijn gebleken en die een ernstig vermoeden wekken dat het onderzoek der zaak anders zou zijn verlopen.
De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken van 15 mei 2007 en 30 september 2008 al eerdere aanvragen tot herziening van het arrest van het Hof afgewezen. De aanvrage werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de aangevoerde gronden niet voldeden aan de eisen van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.