ECLI:NL:HR:2011:BQ9111
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van de strafoplegging in cassatie wegens ontoereikende motivering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een strafzaak waarin de verdachte, geboren in 1979, in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere veroordeling. De advocaat van de verdachte, mr. M.J.N. Vermeij, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarbij de Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de strafoplegging en terugwijzing naar het Gerechtshof.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de strafoplegging door het Hof ontoereikend was gemotiveerd. Het Hof had in zijn motivering verwezen naar een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister dat niet bij de stukken zat, en naar een verklaring van de verdachte die niet in het proces-verbaal was vastgelegd. Dit leidde tot de conclusie dat de strafmotivering niet voldeed aan de eisen die de rechtspraak stelt. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging.
De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zodat de strafoplegging opnieuw kan worden beoordeeld. De overige middelen van cassatie zijn verworpen, omdat de Hoge Raad geen grond aanwezig achtte voor ambtshalve vernietiging van de uitspraak. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige en volledige motivering van strafopleggingen door de lagere rechters, en bevestigt dat de Hoge Raad kan ingrijpen wanneer deze motivering tekortschiet.