ECLI:NL:HR:2011:BQ9102

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03456 B en 10/03457 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beslag en teruggave van inbeslaggenomen voorwerp

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door de klager, die verzocht om opheffing van het gelegde beslag en teruggave van een inbeslaggenomen bestelauto. De Rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard en de teruggave van de bestelauto aan een derde gelast. De klager, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.L. Kranendonk, stelde dat het Openbaar Ministerie in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde had gehandeld door een kennisgeving uit te laten gaan, terwijl er al een klaagschrift tot teruggave was ingediend. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat de Officier van Justitie niet meer vrijstaat om een beslissing te nemen na indiening van een klaagschrift geen steun vindt in het recht. De Hoge Raad verwierp het beroep van de klager, waarbij werd opgemerkt dat de overige middelen niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet klagen over het door de Rechtbank gegeven bevel tot teruggave. De beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

25 oktober 2011
Strafkamer
nr. 10/03456 B en 10/03457
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem van 8 juli 2010, nummer RK 10/170, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
1.1. De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door de klager op de voet van art. 552a Sv ingediende klaagschrift strekkende tot opheffing van het gelegde beslag en tot teruggave aan de klager van de in het klaagschrift bedoelde bestelauto.
1.2. Voorts heeft de Rechtbank ongegrond verklaard het door de klager ingediende klaagschrift gericht tegen de mededeling als bedoeld in art. 116, derde lid, Sv van de Officier van Justitie dat hij de inbeslaggenomen bestelauto zal teruggeven aan [betrokkene 1].
1.3. Ten slotte heeft de Rechtbank de teruggave van de bestelauto aan [betrokkene 2] gelast.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. C.L. Kranendonk, advocaat te Beverwijk, bij twee afzonderlijke schrifturen middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking, doch uitsluitend voor zover daarin de teruggave is gelast van de inbeslaggenomen bestelauto aan [betrokkene 2] en tot verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het eerste middel in de zaak 10/03457 (betreffende de onder 1.2 weergegeven beslissing van de Rechtbank)
3.1. Het middel bevat de klacht dat de Rechtbank geen beslissing heeft genomen op het door de klager gevoerde verweer dat het Openbaar Ministerie in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde een kennisgeving als bedoeld in art. art. 116, derde lid, Sv heeft laten uitgaan, terwijl de klager toen reeds een klaagschrift tot teruggave van de bestelauto had ingediend.
3.2. Het middel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag, aangezien uit het op de voet van art. 447, tweede lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden klaagschrift noch uit het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer blijkt dat een dergelijk verweer is gevoerd. Nochtans verdient opmerking dat de opvatting dat het de officier van justitie niet meer vrijstaat een beslissing te nemen als bedoeld in art. 116, tweede lid onder a en b, Sv indien een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv strekkende tot teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp is ingediend, geen steun vindt in het recht.
4. Beoordeling van de overige middelen
De middelen - die niet klagen over het door de Rechtbank gegeven bevel tot teruggave - kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2011.