ECLI:NL:HR:2011:BQ9046
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.F. Groos
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de bewijswaardering van getuigenverklaringen in drugszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1974 en wonende te Rotterdam, was eerder veroordeeld voor de verkoop van cocaïne in de periode van 1 september 2008 tot en met 29 september 2008. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.H. Ruys. De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad beoordeelde het middel dat klaagde over de bewijswaardering van de verklaring van getuige [betrokkene 1]. De verdediging stelde dat deze verklaring niet tot het bewijs had mogen worden gebezigd, omdat de verdediging de getuige niet had kunnen ondervragen en de verklaring niet werd bevestigd door ander bewijsmateriaal. De Hoge Raad oordeelde echter dat de verklaring van [betrokkene 1] voldoende steun vond in het overige bewijsmateriaal, waardoor het middel afstuit. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerechtshof.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de bewijswaardering in strafzaken, vooral in gevallen waar getuigenverklaringen cruciaal zijn voor de veroordeling. De Hoge Raad bevestigt dat een enkele getuigenverklaring, mits voldoende onderbouwd door ander bewijs, kan leiden tot een veroordeling, zelfs als de verdediging de getuige niet heeft kunnen ondervragen. Dit arrest heeft implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in drugszaken waar getuigenverklaringen vaak een belangrijke rol spelen in de bewijsvoering.