ECLI:NL:HR:2011:BQ8897
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet voldoen aan wettelijke vereisten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2011 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte, geboren in 1973, die ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Rijnmond' te Rotterdam. Het beroep was ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 mei 2010. De verdachte had een schriftuur ingediend via zijn advocaat, mr. M.R. Mantz, maar de Hoge Raad oordeelde dat de schriftuur niet voldeed aan de vereisten die in de wet zijn gesteld voor middelen van cassatie. De Hoge Raad benadrukte dat alleen stellige en duidelijke klachten over de schending van rechtsregels of verzuim van vormvoorschriften in aanmerking komen voor onderzoek door de cassatierechter. Aangezien de schriftuur niet aan deze vereisten voldeed, werd deze onbesproken gelaten.
De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof, maar de Hoge Raad oordeelde anders. De verdachte had niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur ingediend, waardoor het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in acht was genomen. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het cassatieberoep.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor het indienen van cassatiemiddelen. De beslissing van de Hoge Raad is definitief en sluit de mogelijkheid van verdere rechtsgang in deze zaak af.