ECLI:NL:HR:2011:BQ8897

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01948
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet voldoen aan wettelijke vereisten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2011 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte, geboren in 1973, die ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Rijnmond' te Rotterdam. Het beroep was ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 mei 2010. De verdachte had een schriftuur ingediend via zijn advocaat, mr. M.R. Mantz, maar de Hoge Raad oordeelde dat de schriftuur niet voldeed aan de vereisten die in de wet zijn gesteld voor middelen van cassatie. De Hoge Raad benadrukte dat alleen stellige en duidelijke klachten over de schending van rechtsregels of verzuim van vormvoorschriften in aanmerking komen voor onderzoek door de cassatierechter. Aangezien de schriftuur niet aan deze vereisten voldeed, werd deze onbesproken gelaten.

De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof, maar de Hoge Raad oordeelde anders. De verdachte had niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur ingediend, waardoor het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in acht was genomen. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het cassatieberoep.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor het indienen van cassatiemiddelen. De beslissing van de Hoge Raad is definitief en sluit de mogelijkheid van verdere rechtsgang in deze zaak af.

Uitspraak

1 november 2011
Strafkamer
nr. 10/01948
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 mei 2010, nummer 22/001599-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Rijnmond, locatie Rijnmond" te Rotterdam.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
2.2. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 1 november 2011.