ECLI:NL:HR:2011:BQ8778

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01685
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping cassatieberoep inzake erfgrens en extinctieve verjaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door eiseres, wonende te [woonplaats], tegen verweerder, wonende te [woonplaats]. De zaak betreft de vaststelling van een erfgrens en de toepassing van de regels omtrent extinctieve verjaring, zoals vastgelegd in artikel 3:105 en 306 van het Burgerlijk Wetboek. Eiseres had eerder in de feitelijke instanties, waaronder de rechtbank Maastricht en het gerechtshof 's-Hertogenbosch, haar gelijk niet gekregen. De Hoge Raad verwijst naar de vonnissen van de rechtbank van 2 mei 2007 en 4 juni 2008, alsook naar het arrest van het hof van 17 november 2009, waartegen eiseres cassatie heeft ingesteld. Verweerder is niet verschenen in deze procedure.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen, en de advocaat van eiseres heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder op nihil zijn begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer W.A.M. van Schendel, en de zaak is behandeld door de raadsheren F.B. Bakels, W.D.H. Asser en C.E. Drion.

Uitspraak

30 september 2011
Eerste Kamer
10/01685
DV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 112450/HA ZA 06-701 van de rechtbank Maastricht van 2 mei 2007 en 4 juni 2008;
b. het arrest in de zaak HD 200.008.948 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 november 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 1 juli 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres]-Hendriks in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 30 september 2011.