ECLI:NL:HR:2011:BQ8778
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Verwerping cassatieberoep inzake erfgrens en extinctieve verjaring
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door eiseres, wonende te [woonplaats], tegen verweerder, wonende te [woonplaats]. De zaak betreft de vaststelling van een erfgrens en de toepassing van de regels omtrent extinctieve verjaring, zoals vastgelegd in artikel 3:105 en 306 van het Burgerlijk Wetboek. Eiseres had eerder in de feitelijke instanties, waaronder de rechtbank Maastricht en het gerechtshof 's-Hertogenbosch, haar gelijk niet gekregen. De Hoge Raad verwijst naar de vonnissen van de rechtbank van 2 mei 2007 en 4 juni 2008, alsook naar het arrest van het hof van 17 november 2009, waartegen eiseres cassatie heeft ingesteld. Verweerder is niet verschenen in deze procedure.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen, en de advocaat van eiseres heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder op nihil zijn begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer W.A.M. van Schendel, en de zaak is behandeld door de raadsheren F.B. Bakels, W.D.H. Asser en C.E. Drion.