ECLI:NL:HR:2011:BQ8777
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- C.A. Streefkerk
- C.E. Drion
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Benoeming van arbiters en de geldigheid van arbitrageovereenkomsten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de benoeming van arbiters. De verzoeker, eigenaar van een woning, had een verzoek ingediend tot benoeming van drie arbiters op basis van een veronderstelde overeenkomst tot arbitrage. De voorzieningenrechter had het verzoek van de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen geldige overeenkomst tot arbitrage kon worden vastgesteld. Dit oordeel werd door het gerechtshof bekrachtigd, waarbij het hof oordeelde dat het rechtsmiddelenverbod van artikel 1070 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet van toepassing was, omdat het verzoek tot benoeming van arbiters niet was toegewezen.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat een verzoek tot benoeming van arbiters kan worden afgewezen indien aanstonds en zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat er geen overeenkomst tot arbitrage bestaat. De Hoge Raad oordeelde verder dat de enkele omstandigheid dat partijen lid zijn van hetzelfde kerkgenootschap, niet voldoende is om te concluderen dat er een overeenkomst tot arbitrage bestaat. De Hoge Raad verwierp zowel het principale als het incidentele cassatieberoep en veroordeelde de verzoeker in de kosten van het geding in cassatie. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke en geldige overeenkomst tot arbitrage voordat een verzoek tot benoeming van arbiters kan worden ingewilligd.